
“ En toen Christus weer te Kafarnaüm gekomen was, hoorde men na enige dagen, dat Hij thuis was. En velen kwamen bijeen, zodat zelfs de ruimte bij de deur hen niet meer kon bevatten, en Hij sprak het Woord tot hen.
En zij kwamen en brachten een verlamde tot Hem, die door vier mannen gedragen werd. En daar zij deze niet tot Hem konden brengen vanwege de schare, namen zij de dakbedekking weg boven de plaats, waar Hij was, en na het dak opengebroken te hebben, lieten zij de matras neer, waarop de verlamde lag.
En daar Jezus hun Geloof zag, zei Hij tot de verlamde:
‘Kind, uw zonden worden vergeven’.
Nu waren daar enige van de schriftgeleerden gezeten en zij overlegden in hun harten: ‘Wat spreekt deze aldus? Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen?’.
En Jezus doorzag terstond in zijn geest, dat zij aldus in zichzelf overlegden, en Hij zei tot hen:
‘ Waarom overlegt gij deze dingen in uw harten? Wat is gemakkelijker, tot de verlamde te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en neem uw matras op en wandel? Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen Macht heeft op aarde zonden te vergeven
– zei Hij tot de verlamde:
‘Tot u zeg Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar uw huis’.
En de verlamde stond op, nam terstond zijn matras op en ging voor aller oog naar buiten, zodat zij allen ontzet waren en God verheerlijkten, zeggende: Zo iets hebben wij nog nooit gezien!“ Marc.2: 1-12.
“ En: Gij, Heer, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk van Uw handen; die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed verslijten, en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.
En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten? Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?
Daarom dienen wij te meer aandacht te schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van Kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen, hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd“ Hebr.1: 10-2: 3
God heeft te maken met de keuzen die je in je leven maakt, met recht en gerechtigheid, trouw, barmhartigheid, met alles wat het leven mogelijk maakt.
Je laat anderen tot hun recht komen en komt daardoor ook zèlf tot je recht. “Barmhartigheid en Waarheid hebben elkander ontmoet: Gerechtigheid en Vrede kussen elkaar” Psalm 84[85]: 10.
God’s wezen is één: God is Liefde. Gods Liefde en Zijn Genadegaven zijn rechtvaardig. Sion wordt door recht en gerechtigdheid [niet verdoemd, maar juist] verlost! “Heer, leer mij Uw Gerechtigheid” bidden wij [3x] in de Metten tijdens de Grote Doxologie.
Maar er zijn nog méér dingen in het leven dan alleen maar ethiek.

Waar blijft onze ontroering bij schoonheid? Heeft die niets te maken met God?
De schoonheid van het lichaam van een ander en de eerbied waarmee wij dáármee omgaan, zoals dat in het Hooglied wordt bezongen. Schoonheid van de natuur, waarvoor ook in de Blijde Boodschap plaats is wanneer Jezus het heeft over de bloemen op het veld, genieten van muziek en dansen, als kikkers. Zijn dat allemaal dingen die niets met God te maken hebben?
Wij zouden dienen vast te houden dat God niet alleen maar een ethische component heeft.
Het gaat bij God ook over troost, bemoediging, de Kracht om ‘òp te staan’, te dromen, over mooie dingen in het leven en óók over de schoonheid van de natuur, al is de natuur ook nog zo wreed.
Wanneer troost en bemoediging ontbreekt bij het spreken over God in het leven van alledag dient God niet te vergeten ‘geprezen te worden’, dat Hij met ons hele menselijk leven te maken heeft en niet alleen met de ethische vragen.
God heeft Zich oneindig vele malen getoond aan de profeten en aan het Volk.
Lees er de Blijde Boodschap er maar op na.
Zie hoe vaak God gesproken heeft en verschenen is, oneindig veel keren
– steeds maar weer opnieuw. Steeds maar weer om Zijn Volk terug te voeren op Zijn weg, teneinde hen het spoor van Hem te laten behouden.
Soms in zegenende woorden, maar vaak ook in het aan de kaak stellen van ongeloof en mistoestanden, zie maar eens, steeds opnieuw ging dat koppig en hardnekkig Volk weer in de fout.
En dàn deed God wéér een van de profeten opstaan: ‘de spreekbuis van God’s Heilige Geest, Die door de Profeten gesproken heeft’.
Vaak wilden ze het niet horen en al horende waren ze doof en ziende blind,
ontzettend veel onheil hebben ze zich op de hals gehaald.
Maar de Blijde Boodschap is altijd duidelijk óver geweest:
“ Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des Heren, effent in de wildernis een baan voor onze God. Elk dal zal worden verhoogd en elke berg en heuvel geslecht, en het oneffene zal worden tot een vlakte en de rotsbodem tot een vallei. En de Heerlijkheid des Heren zal Zich openbaren, en al het levenden tezamen zullen dit zien, want de mond des Heren heeft het gesproken” Isaiah 40: 3-5;
“ Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Hij [Johannes de Doper] toch is het, van wie door de profeet Isaiah gesproken werd, toen hij zei: ‘De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden” Matth.3: 2,3.
Zij, die zich verzetten en ongelovigen dienen zich te bekeren, òm te keren. “ En nu, broeders, ik weet, dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten [uw spelleiders]; maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijn Christus moest lijden.
Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht van de Heer“ Hand. 3: 17-19;
“ Hardnekkigen en zij, die onbesneden zijn van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij“ Hand.7: 51;
“ Buiten zijn de honden en de tovenaars, de ontuchtigen [hoereerders], de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet“ Openb.22: 15.
Bekeert u Mijn Hemels Koninkrijk is nabij Recht en Gerechtigheid komen er aan. God zal Zijn Waarheid nimmer geweld aandoen, maar eeuwig Zijn Verbond gedenken.
Nu heeft Hij ook gesproken in de Zoon, de Messias: over wie eerst geprofeteerd is en die later gekomen is. Onze Heer en Verlosser Jezus, de Christus, Zijn Zoon is de afstraling van Zijn Heerlijkheid. Hij draagt als de Vader alle woorden door Zijn Kracht. Hij heeft de zonden der wereld verzoend op het Groot en Heilig Kruis van Golgotha, want waar zonde is dient verzoening te zijn. En enkel en alleen kon de Zoon van God dit doen, alleen ‘Hij’ kan ons mensen, verlamd als wij zijn, doen òpstaan.
Ja, verlamd zijn wij wanneer wij Zijn barmhartigheid niet navolgen en anderen onze vergeving niet gunnen, wanneer zij dat broodnodig hebben? Hoe tonen we dat we dezelfde kijk op het leven hebben als Christus, door de zondaar van ons af te werpen – te ontslaan van zijn diensten en ergens in een verlaten hoekje weg te te laten wegkwijnen?
“Want alzo heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven zal hebben” John.3: 16.
En nu zit Hij aan de rechterhand van God boven alle engelen, nu heeft ‘Hij’ een Naam die boven alles uitgaat.
Maar wanneer de mens deel wordt aan Zijn Goddelijke natuur en wij lezen daar de spelregels voor het samenleven af uit het leven zelf, dan zijn die regels voor samenleven toch ook een deel van de natuur, en daarmee barmhartigheid, trouw, recht en gerechtigheid dan toch ook? Natuurlijk is het zó dat wij begrippen als recht en gerechtigheid niet bij de dieren vandaan hebben. En we ze niet leren van de dieren.
We leren liefde en ontferming ook niet uit de schoonheid van bloemen.
Maar misschien zou je kunnen zeggen:
We leren ze wel op dezelfde manier dankzij de Schepper, Die in Zijn Wijsheid alles formeerde als de andere dieren: namelijk door te vallen en weer òp te staan. Door degenen, die gevallen zijn te bemoedigen – hen niet te veroordelen, maar hen te ondersteunen in hun zondig mens zijn, waartoe óók wij behoren.
En daarmee komen deze spelregels voor het samenleven bij ons uit de Schepping, door de Formeerder ingebakken ‘uit Zijn natuur’, waarop God de mens heeft gemaakt naar Zijn Beeld en Gelijkenis.
⁌ God’s Beeld en Gelijkenis heeft te maken met liefde en trouw, recht en barmhartigheid, verontwaardiging over en bevrijding uit onrecht, vergeving, verzoening.
⁌ God heeft te maken met “die krachten die deze wereld van binnenuit in stand houden en het leven mogelijk maken”.
Maar de mens van deze tijd zegt dat is toch ook vanuit de natuur?
Je zou toch ook kunnen zeggen dat die krachten overal aan het werk zijn: is het niet verwonderlijk dat er iets is, dat er een wereld is, dat er bergen zijn, bloemen, muziek, maar ook atomen, electronen, DNA etc.?
Is dat niet een uiting van het feit dat er kennelijk krachten in de natuur in deze werkelijkheid zijn die deze werkelijkheid in stand houden?
Waarom wil de naar God’s Beeld en Gelijkenis geschapen mens wèl die persoonlijke krachten [liefde, het zoeken naar rechtvaardigheid], die de wereld in stand houden in verband brengen met God maar kan hij alle andere krachten in de natuur niet in verband brengen met God ?
Je zou ook ‘een boom’ [een gedachtewisseling] op kunnen zetten dat het menselijk streven naar liefde en recht vaak ook net zo dubbelzinnig, met meer betekenissen is als de krachten die het menselijk leven hebben laten ontstaan.

Veel mensen van deze tijd zeggen:
“Ik kan ‘niet’ geloven in een almachtige liefdevolle God, in een wereld waarin ik zoveel ziekte, onrecht, kwaad en leed zie. Ik merk niets van de aanwezigheid van deze God in het ontstaan van deze wereld, die met zoveel meedogenloosheid gepaard gaat”. Daarbij krijgt het spreken over God de indruk van de huidige generatie waarin wij leven dat wij [als goden] ‘het leven’ in de hand hebben, waar wij mensen onbeperkt ‘naar eigen verantwoordelijk’ kunnen handelen, waar mensen midden in de chaos die het leven ‘zijn eigen orde’ kan scheppen, en recht doen en liefhebben; wij Christenen weten wèl béter, je behoeft alleen maar om je heen te kijken. We worden geconfronteerd met een vervallen moraal via het beheersen van het al dan niet leven en het beëindigen van leven wanneer ‘wij mensen’ dat in onze hoogmoed willen. Maar wanneer we alleen zo het spreken over God kunnen laten opkomen, hebben we ons ‘eigen kleinmenselijk’ beeld van God gemaakt, dat voldoet aan de morele eisen, die wij mensen aan een dergelijke God stellen. Wij hebben werkelijk God geboetseerd naar ideaalbeeld van onszelf.
Je zou daar tegenin kunnen brengen dat in de Blijde Boodschap God eveneens te maken heeft met alles waar wij geen invloed op hebben, met alles wat wij ‘los’ dienen te laten, aan God dienen over te laten.
We mogen ons geen beeld maken van iets. dat op, onder of boven de aarde is en dat als God aanbidden. Dat in de Blijde Boodschap God helemaal niet zo ethisch verantwoord is.
In het Oude Testament zie je God op pad gaan met mensen waarmee wij nu niet direct mee geassocieerd zouden willen worden.
Mozes heeft een moord op zijn geweten, David gaat vreemd met een vrouw van één van zijn officieren, en zo kunnen we wel even doorgaan.
Misschien is het juist bevrijdend dat God net zo veelkleurig is als het leven zelf.
De God, Die de God van de Blijde Boodschap is – lijkt me geen ethisch concept, maar veelkleurig. Dat heeft iets engs, omdat het zo onvoorspelbaar is en ook levensgevaarlijk.
We krijgen daar geen vat op en dat vinden we helemaal niet prettig.
Maar dàt betekent toch niet dat je het begrip God dan maar
dient te reduceren tot een ethisch concept?
Een persoonlijke God

Een persoonlijk ontwaarde God is voor alle mensen welke wij als publiek hebben, de toehoorders, die buiten blijven niet acceptabel, omdat er zoveel losse eindjes aan dit begrip zitten.
Omdat deze persoon niet zal voldoen aan de eisen van Recht en Gerechtigheid en van Liefde, zoals wij persoonlijk dat begrip invullen. Maar zijn die losse eindjes nu juist niet precies wat God tot God maakt. Losse eindjes laten zien dat mensen en menselijk begrip er geen vat op krijgen en
dat ook niet dienen te willen. Juist ‘die losse eindjes’ zorgen er voor dat God ons mensen steeds weer opnieuw kan bevrijden uit de kaders die wijzelf hebben geschapen.
Hoe kunnen we God zien als Persoon?
Laat ik eerst zeggen dat ook voor mij God geen persoon is.
Of beter gezegd: dat persoonsbegrip niet op God van toepassing is
op dezelfde manier als het op een mens van toepassing is.
‘Persoon is een begrip dat opkomt in een relatie hebben’.
We zijn in staat dit uit te leggen aan de hand van kleur.
De kleur rood is geen eigenschap van de bloem van een roos, maar een fenomeen dat opkomt in de relatie tussen die roos en het licht, de lichtdeeltjes en de manier waarop ons oog en onze hersenen werken.
Het oppervlak van de bloem van de roos absorbeert lichtdeeltjes met een bepaalde golflengte en reflecteert die lichtdeeltjes met een golflengte die ons oog in combinatie met onze hersens zien als rood. Dat wil niet zeggen dat kleuren niet bestaan, maar wèl dat kleuren een relationeel concept zijn.
Zo zou je ook kunnen spreken over God als persoon, daarom staat er geschreven:
“ In het Woord was Leven en het Leven was het Licht der mensen; en het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen” John.1: 4,5.
Johannes de Theoloog heeft God omschreven als Datgene Wat Hij werkelijk is. Je zou kunnen zeggen dat dat wat Werkelijk is, ons soms tegemoet komt als Persoon.
Òf dat we die werkelijkheid soms ervaren als persoonlijk.
In die zin dat er bijvoorbeeld soms een persoonlijk appèl op ons gedaan wordt,
wat wij ervaren als een goddelijk appèl.
Wij kunnen de wereld, het dagelijks brood, de kleur van een bloem,
de lach van een kind, ervaren als een geschenk uit een bron die wijzelf niet
in de hand hebben, en die wij nooit en te nimmer kunnen doorgronden, maar
die wij persoonlijk aanspreken en die ons persoonlijk aanspreekt.
“We begrijpen het wonder van het leven pas wanneer we bereid zijn het onverwachte een kans te geven” – Paulo Coelho
Ja, dat is in zekere zin ‘wishful thinking’ [hopend, verlangend denken, zien en verstaan]. Maar het is een manier om om te gaan met de wonderlijke werkelijkheid om ons heen en ons eigen wonderlijk bestaan.
Nee, wij begrijpen die werkelijkheid niet, dat zullen we ook nooit kunnen.
Maar precies die openheid roept een huiver en een fascinatie op.
Inderdaad vind ik de idee van een god die zichzelf niet kent, en
uiteindelijk een onpersoonlijk ethisch concept is, een ijselijke gedachte.
En ik wil kijken in hoeverre het mogelijk is op de één of andere manier toch zinvol te blijven kunnen spreken van een God tot wie wij mensen ons verhouden in persoonlijke termen.
In het begrip ‘God’ gaat het om “een innerlijk ervaren, een beslissend appèl tot verantwoordelijk mens-te-zijn”. Wanneer je ineens het gevoel krijgt: “ik dien Paul òf Marla òf Michel èn m’n overleden ouders nu in gebed aandacht te schenken om te vragen hoe het met hen gaat” kan dàt al zo’n appèl zijn. Maar, dit appèl bestaat niet zonder de mens.
Je dient het appèl ook toe te laten invloed te hebben op je handelen. En je kunt het buitensluiten. En zo kun je blijven zeggen dat:
‘God’ niet overal is, maar, zoals een Russische rabbi uit de negentiende eeuw zei:
“God woont daar, waar men Hem binnen laat komen”.
Kort gezegd:
God, de Essentie van het bestaan zoals Israël dat heeft begrepen,
is van oudsher in ’s-mensen ogen ethisch van karakter.
“Het gaat uiteindelijk om ons menselijk handelen”, want
de handen van de mens zijn de handen van God.
De verschillende gestalten van God:
“Trouw, recht, strijd tegen onrecht en bevrijding uit onrecht, barmhartigheid, vergeving, verzoening” worden belichaamd, krijgen gestalte in mensen.
Ook hier kunnen we heel vèr in meegaan:
het gaat in trouw, recht, en al die andere woorden om
een goede verhouding tussen mijzelf en de werkelijkheid van
de mensen om mij heen en van de wereld.
Regelmatig wordt onze aandacht op een andere veelkleurigheid gericht: niet die van ons, maar die van de Wijsheid van God. De Kerk, die dient, heeft bestaansrecht teneinde een uitstraling te
zijn van de veelkleurige Wijsheid van God.
De ‘veelkleurige Wijsheid van God’ is een synoniem voor
‘het Mysterie [het Wonder] van Christus’ en
‘de ondoorgrondelijke Rijkdom van Christus’ Eph.3: 4 & 8.
De kern van de betekenis van [de komst van] Christus is:
alle mensen, ook de heidenen, mogen nu delen in de Genade en
deel uit maken van het ene Lichaam van Christus, de Kerk.
Laat hen voor wie Christus gestorven is niet verloren gaan door het voedsel dat u eet; breng het goede dat God u schenkt geen schade toe.
“Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar
in Rechtvaardigheid, Vrede en Blijdschap, door de Heilige Geest“ Rom 14: 17.
Dat is het Evangelie dat Paulus heeft gehoord en ook heeft verkondigd en
dat het eeuwenlang verborgen was geweest, hoewel het er vanaf het begin al in zat: “ Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en
met u zullen alle geslachten van de aardbodems gezegend worden” Gen.12: 3 zegt God tegen Abraham.
“ Paulus is een dienaar geworden van het Lichaam van Christus , dat is de Kerkgemeenschap, krachtens de bediening, die hem door God is toevertrouwd, om onder hen het Woord van God tot zijn volle recht te doen komen, het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen. Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de Heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: ’Christus onder u, de hoop der heerlijkheid’”
Het zal altijd een Mysterie [Wonder] blijven, een ondoorgrondelijk geheim, een rijkdom waarover je nooit uitgedacht over raakt en uitgepraat bent:
“ O diepte van Rijkdom, van Wijsheid en van Kennis Gods,
hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! “ Rom.11: 33.
En net wanneer je het idee krijgt dat je die veelkleurige wijsheid in beeld hebt,
zonder het idee te hebben dat je er grip op hebt, ontdek je opnieuw:
‘God is altijd weer groter…..
De Kerk loopt met name in de migrantengemeenschap het gevaar een gezelligheidsvereniging te worden, een ontmoetingsplaats met voor elk wat wils. Bij meer gevestigde gemeenschappen draait het veelal om een goed geleide religieuze organisatie. Voor dit moet je bij deze of bij die zijn en dat is de verantwoordelijkheid van die ander. Maar de Kerk van Christus wordt geroepen om een uitstraling te zijn van de veelkleurige Wijsheid van God.

De Wijsheid van Gods plan dient zichtbaar te zijn door aan de tegenkrachten te laten zien dat het werkt:
‘Gods Blijde Boodschap tot een nieuwe mensheid, het Koninkrijk Gods op aarde zoals de Hemel, Licht en Liefde en Leven zoals je nergens in de wereld tegenkomt‘.
De Kerk is geroepen om een demonstratie te zijn van het Licht van God dat in vele kleuren uiteenspat.
Wanneer Christus op aarde rondwandelt dan vergelijkt Hij Zichzelf meerdere keren met Licht.
Hij zegt tot Zijn volgelingen dat zij ‘het licht van de wereld’ behoren te zijn; zoals een stad, die boven op een berg ligt, niet verborgen kan zijn.
“ Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat
zij uw goede werken zien en uw Vader die hemelen is, verheerlijken”
Matth.5: 14-16.
Dat betekent dat wij als mensheid een voorbeeld dienen te zijn in ons doen en laten. Wij dienen als Christus te zijn – stalend als het Licht op de berg Thabor.
Dit gegeven was niet nieuw, want uit het hele Oude Verbond blijkt dat Israël
net als de Kerk apart gezet [uitverkoren] is om een Licht te zijn voor de volkeren.
Het was immers de bedoeling dat Israël ànders zou zijn; het uitverkoren volk diende een Heilig Volk van [leken-]priesters te zijn. Om zo de omringende volkeren te prikkelen en nieuwsgierig te maken naar Israëls God.
Voor Groot-God-Aanbidders bestaat de mogelijkheid de uitstraling van Christus op de berg Thabor voor een tijdje te bereiken.
Wij kennen als Orthodoxen allemaal het levensverhaal van de Russische Heilige Seraphim van Sarov.
Maar is dat eigenlijk dàn niet arrogant – je zo te verheffen? Het idee hebben dat je het Licht voor de volkeren bent?!
Neen, licht aansteken op een plek waar het donker is, waar slechts duisternis heerst, dat ‘is’ niet arrogant.
Het is verstandig, de ander door je voorbeeld ter wille te zijn, trachten te redden wat er te redden valt, dat getuigt van naastenliefde, uit God gegeven Liefde.
Christus spreekt ons als zijn volgelingen aan op onze verantwoordelijkheid.
Wij zijn geroepen om Lichtdragers te zijn, Licht te verspreiden, om
te leven vanuit de Genadegaven van Christus.
Eerst dàn zullen we worden omgevormd tot mensen die ànders zijn,
Heilig, Liefdevol, Behulpzaam, Eerlijk, Warm etc.

En dàt zal dan tot gevolg hebben dat de verloren-gewaande mens tot God zal worden aangetrokken; en zij zullen op hun beurt aan God de eer gaan geven.
De drie leerlingen moeten zich in de hemel gewaand hebben en
uit hun voorstel om drie tenten te bouwen blijkt hun verlangen om
dit moment van gelukzaligheid in hun tent [rugzakje] vast te houden,
maar indien alle mensen dat moment zouden kunnen vasthouden is onmogelijk,
dan verblijven we met z’n allen in de zevende Hemel.
Lucas vermeldt het bijzondere detail dat Jezus de berg opging om te bidden:
“Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde Hij van uiterlijk en werden zijn kleren stralend wit” Luc. 9: 29.
De Gedaanteverandering, is versmelten met God, en dat is bidden.
Het wordt zichtbaar wat er gebeurt wanneer Jezus met de Vader spreekt:
“Christus wordt zozeer innerlijk één met de Vader dat
Hijzelf -als mens- Licht van het Licht wordt”.
In Gods Licht zullen wij [veelal een zwak schijnsel] van
dit Licht aanschouwen en daar zullen we genoegen mee dienen te nemen.
“Tot U zegt mijn hart:
Uw Aangezicht heb ik gezocht;
Heer, steeds zal ik Uw Aanschijn zoeken”
Psalm 26[27] : 11.
Apolytikion tn.4.
“ Toortsdrager van de Orthodoxie, Steun en Leraar van de Kerk,
Sieraad van het monastiek leven, Strijder van de theologen,
Roem van de stad Thessaloniki, Prediker van de Genadegaven,
wonderdoener Gregorios,
bid steeds dat onze zielen mogen worden gered?”.
Kondakion tn.8.
“ Heilig door God bezield instrument van Wijsheid,
stralend luid-klinkende bazuin van de Theologie,
zo bezingen wij U, uit God sprekende Gregorios,
wiens geest zich geheel gevestigd heeft in de eerste Geest.
Leid ook onze geest tot Hem, o Athonitische Vader,
opdat wij mogen roepen:
Verheug u, Prediker van de Genadegaven”.
Gregorius Palamas werd ongeveer rond 1296 in Constantinopel geboren.
Zijn vader, Constantijn, was een hoveling van de Byzantijnse keizer Andronikos II Palaiologos (1282-1328), maar die stierf toen Gregory nog jong was.
De keizer nam zelf deel aan de opvoeding en opvoeding van de vaderloze jongen en hoopte dat de begaafde Gregorius zich aan de overheidsdienst zou wijden, maar Gregorius Palamas koos het monastieke leven op Mt. Athos.
Gregory’s moeder [Kalloni] en broers en zussen [Theodosios, Makarios, Epicharis en Theodoti] zouden eveneens het monastieke leven omarmen, en het hele gezin werd in 2009 heilig verklaard door het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel. Voordat hij vertrok naar de Heilige berg Athos, op een schiereiland in Griekenland ontving Gregory een brede opleiding, inclusief de studie van Aristoteles, die hij zou later te berde zou brengen vóór Theodore Metochites en de keizer.
Ondanks de ambities die de keizer met hem had, trok Gregory, toen
amper twintig jaar oud, zich in het jaar 1316 terug uit de wereld op de berg Athos en werd daar een novice in het Vatopedi-klooster onder leiding van de ouderling H. Nicodemos van Vatopedi.
Uiteindelijk werd hij tot monnik gewijd en zette hij zijn leven in ascese voort.
Na het hemelen van de ouderling Nicodemus bracht Gregory acht jaar
z’n geestelijke strijd door onder leiding van een nieuwe ouderling, Nicephorus. Na het te ruste leggen van deze laatste ouderling, vestigde Gregorius zich in de Groot Lavra klooster op de berg Athos,
gesticht door de H. Athanasius de Athoniet.
Hier was hij dienstbaar aan zijn medebroeders door in de trapeza [refter] dienstbaar te zijn en functioneerde hij als cantor in de kerk.
Hij wenste zich vollediger aan gebed en de ascese te wijden en ging naar een skete, ‘Glossia’ genaamd, waar hij de oude praktijk van het innerlijk gebed onderwees, bekend als “het gebed van het hart” oftewel het hesychasme .

In 1326 trokken hij en z’n medebroeders zich, als gevolg van de dreiging van de Turkse invasies, terug in de verdedigde stad Thessaloniki.
In deze wereldstad werd hij vervolgens priester gewijd.
Hij verdeelde zijn tijd tussen zijn bediening van het volk en zijn streven naar spirituele perfectie en richtte in de omgeving van Thessaloniki een kleine kluizenaarsgemeenschap op in de plaats Veria. Hij diende vervolgens een korte tijd als abt in het Esphigmenou-klooster, doch moest hier in 1335 ontslag van te nemen vanwege de ontevredenheid over de soberheid van
zijn monastieke bestuur [dit komt in de beste gemeenschappen voor].

Hesychasme is een mystieke traditie van contemplatief gebed in de Orthodoxe Kerk.
Het contemplatief gebed is gebaseerd op de opdracht van Christus in het Evangelie van Mattheüs: ‘Wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en sluit ondertussen uw deur en bid’ Matth.6: 6.
Het hesychasme is in de Christelijke Traditie het proces van naar binnen terugtrekken door op te houden de zintuigen te beheersen, teneinde hierdoor
een leegte, een ervaringskennis van God, te bereiken.
Hesychasm [Gr. ἡσυχασμός] komt van het esychía
[Gr. ἡσυχία], hetgeen “stilte, rust” betekent en
de levenshouding is dan ook een teruggetrokken leven en het zwijgen, en pas spreken, wanneer dat niet strikt nodig is,
overeenkomstig ”houdt de stilte”.
Wanneer u in een Nederlandse stiltecoupé van de spoorwegen gaat zitten,
zult u bemerken hoe moeilijk dit is, nog los van het feit dat je al je zintuigen afsluit en je jezelf geheel in gebed tot God richt.
Een degelijke levenshouding dient alleen ondernomen te worden wanneer
men begeleiding geniet van een standvastig geestelijk begeleider, die
alleen in kloosters of kluizen zijn is te vinden. Het is namelijk niet iets wat je zo maar eventjes kunt gaan doen [zeker niet voor westerlingen], het is een levensinstelling, waarbij je grote en gevaarlijke valkuilen op je weg ontmoet.
Men onderscheidt vijf verschillende gebruiksvormen van de term ‘hesychasme’:
1.]. “het aangaan van een leven in eenzaamheid“, van uit het begrip kluizenaars- [‘eremitisch-’] leven, de term die hier sinds de 4e eeuw voor wordt gebruikt;
2.]. “de praktijk van innerlijk gebed”, welke gericht op de versmelting met God op een niveau voorbij beelden en concepten in de vorm van taal [communicatie met God], een betekenis welke voorkomt in de geschriften van Evagrius van Pontus [345-399], Maximos de Belijder [580-662] en de H. Symeon de Nieuwe Theoloog [949-1022]. Het mag aantrekkelijk zijn zich hier op wetenschappelijk gebied in te verdiepen, maar ‘dit uiterlijk vertoon’, hoewel interessant, heeft niets te maken met het werkelijk beoefenen van het hesychasme.
3.]. “de zoektocht naar een dergelijke vereniging door het Jezusgebed”: “Heer, Jezus, Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar”. De vroegste verwijzing naar dit gebed vindt u in de Diadochos van Photiki [ca. 450];
4.]. “een bepaalde zogenaamde psychosomatische techniek, welke in combinatie met het Jezusgebed wordt gebezigd”, het gebruik van die techniek elke niet altijd door de H. Vaders van de H. Berg Athos, gewaardeerd kan worden kan althans tot de 13e eeuw worden teruggevoerd.
Gebed kan nooit en te nimmer gebaseerd worden op een techniek, die door jan en alleman kan worden aangeleerd; de H.Vaders op de berg adviseren dan weliswaar dit gebed bij tijd en wijle te bezigen, maar stellen voor de leek het algemene ‘Heer, ontferm U’ voor.
5.]. “Het Palamisme”, oftewel de theologische beschrijving van de H. Gregorius Palamas, zelf.
Naast het voor de leek algemene ‘Heer, ontferm U’ zijn er nog zo’n drieëndertig gebeden, die je met je [comboskini] gebedssnoer kunt doen.
[Orthodoxe] Christen, gewone man of vrouw, ’s-ochtends, ‘s-middags, ’s-avonds en ‘s-nachts, wanneer je uit de slaap gehouden wordt door wàt dan ook,
neem je gebedssnoer in je hand en bidt het volgende:
1.]. “Heer geef Vrede aan de wereld en breng haar tot rust“.
2.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met onze kerkgemeenschap [en de Orthodoxie]”.
3.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met onze bisschop en zijn herders“.
4.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met de gelovigen [Orthodoxen] in de wereld, alle christelijke kerken, de niet-gelovigen en hun leiders“.
5.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met onze parochiepriester, zijn presbytera en hun gezin“.
6.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met onze stad en allen, die ons beschermen, waaronder de monniken en monialen, die als beschermengelen voor ons bidden“.
7.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met de regering van ons land“.
8.]. “Heer Jezus Christus, wees ontfermd over hen die ons haten en degenen die ons liefhebben en voor ons bidden“.
9.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met ons volk, onze peetvaders en onze leraren“.
10.]. “Heer Jezus Christus, ontferm U over onze broeders en zusters in het vlees en in de Geest, onze verwanten“.
11.]. “Heer van Jezus Christus, heb medelijden met ouderen en behoeftigen“.
12.]. “Heer Jezus Christus, ontferm U met de kinderen en degenen die niet in staat zijn hen te beschermen en de zwakken onder ons“.
13.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met Uw volgelingen“.
14.]. Heer Jezus Christus, heb medelijden met jonge tieners en meisjes.
15.]. “Heer Jezus Christus, wees ontfermd over degenen, die verslaafd zijn aan alcohol, tabak, drugs en andere verslavende zaken“.
16.]. “Heer Jezus Christus, heb Genade met de [Orthodoxe] echtelieden en hun gezinnen, dat zij elkaar met respect benaderen“.
17.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met onze zwangere zusters“.
18.]. “Heer Jezus Christus, heb erbarmen met weduwen en wezen, de armen en de eenzamen“.
19.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met onze twistzieke echtelieden en broeders en zusters die een rechtszitting ondergaan“.
20.]. “Jezus Christus, onze Heer, heb medelijden met de zieken naar geest, ziel en lichaam“.
21.]. “Heer Jezus Christus, heb erbarmen met hen die met hart en ziel onze parochiepriester bijstaan in het beheer en bestuur van onze gemeenschap“.
22.]. “Heer Jezus Christus, wees barmhartig met de bezoekers van de heilige kloosters en kerken, zij die rust vinden om hun werk weer te kunnen hervatten“.
23.]. “Heer Jezus Christus, wees barmhartig met reizigers te land, op zee en in de lucht, met hen die wanhopig zijn in de oorlog’s-strijd“.
24.]. “Jezus Christus, onze Heer, heb medelijden met al diegenen die rouwen om het verlies van hun geliefden“.
25.]. “Heer Jezus Christus, heb medelijden met rechters en gezagsdragers“.
26.]. “Heer Jezus Christus, ontferm U over hen die U en uw Lichaam, de Kerk [de Orthodoxie] belasteren“.
27.]. “Heer Jezus Christus, wees ons Genadig en schenk ons vredige tijden“.
28.]. “Heer Jezus Christus, red ons uit ziekte, boosheid en gevaar en verlicht de artsen, verple[e]g[st]ers en verzorg[st]ers in hun werk“.
29.]. “Jezus Christus, behoed ons voor de honger, natuurgeweld en uit alle gevaar, kwaad welke ons bedreigt en alle nood“.
30.]. “Jezus Christus, houd ons vrij van vuur, overstromingen en aardbevingen“.
31.]. “Heer Jezus Christus, red ons van grote vloedgolven, verdrinking en het bevriezing door koude“.
32.]. “Heer Jezus Christus, gedenk de zielen van onze voorouders, die overleden zijn, moeders, broeders en zusters, familieleden, grootouders en grootouders“.
33.]. “Heer Jezus Christus, wees ook mij arme zondige mens genadig“.
ochtend: Maak je een grote buiging voor de icoon en een kruisteken, waarna je met frisse moed de dag begint.
avond: Wanneer je klaar bent, kruip je onder je dekens weg na het maken van het kruisteken.
Er ontstond via de Rooms Katholieke Barlaam t.o.v. Gregorius Palamas een strijd over het beoefenen van het hesychasme, hij noemde het ‘navelstaren’.
Terwijl Constantinopel en een opeenvolging van Concilies het hesychasme onderschreef en de doctrine van Gregorius steeds weer goedkeurde veroordeelde dit Patriarchaat het hesychasme dat werd beschouwd als geïdentificeerd met Palamisme [de laatste van de vijf zintuigen waarin volgens Kallistos Ware de term wordt gebruikt]. De Westerse Kerk heeft in navolging van Barlaam ‘nimmer’ een uitspraak over deze kwestie gedaan en kent het woord “hesychasme” niet eens. Het komt dan ook niet voor in het handboek van verzamelingen van Rooms-Katholieke leerstellingen [‘Enchiridion Symbolorum et Definitionum’].
De westerse theologen verwierpen over het algemeen de bewering dat, in het geval van God, het onderscheid tussen essentie en energieën reëel is in plaats van, zij het met een fundament in werkelijkheid, fictief is [in de geest].
Volgens hen was het bevestigen van een ontologisch essentie-energieën-onderscheid in God in tegenspraak met de leer van de Eerste Concilie van Nicaea over de Goddelijke Eenheid.
Er heeft in de laat 20e eeuw een opmerkelijke verandering plaats gevonden in de houding van Westerse theologen tegenover Gregorius Palamas, een ‘rehabilitatie’ van hem die ertoe heeft geleid, dat steeds meer leden van de westerse kerk hem als een heilige zijn gaan beschouwen, zelfs al is hier officieel geen pontificaal onderzoek aan gewijd.
Uitlatingen van de ‘Heilige Stoel‘ van Rome bevestigen dat de mens de concrete mogelijkheid wordt geboden om zich in zijn innerlijk hart met God te verbinden, in die diepe vereniging vanuit Genadegave, bekend als de Theosis [vergoddelijking].
Evenals de monniken van Athos worden praktische technieken hieromtrent van de hand gewezen.
We mogen dus net als bij de genezing van de Lamme onze verbazing uitdrukken en constateren dat wij ‘in deze kwestie’ allen ontzet zijn en God verheerlijken, zeggend:
“ Zo iets hebben wijzelf nog nooit gezien!”.
“ Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het Licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden. Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen.
Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!
Worden niet vijf mussen verkocht voor twee duiten en niet een van die is vergeten voor God. Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.
Ik zeg u:
Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods; maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods.
En een ieder, die een woord zal spreken tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden” Luc.12: 3-10.
“ Elke dag wil ik U zegenen en Uw Naam prijzen tot in de eeuwen der eeuwen.
Gewaardig U, Heer, om ons deze dag zonder zonde te bewaren.
Gezegend zijt Gij, Heer, God van onze Vaderen en geprezen en verheelijkt is uw Naam tot in de eeuwen der eeuwen. Amen” uit de Grote Doxologie, Metten.